Nooit was het stemmetje in haar achterhoofd heel ver weg. Het stemmetje dat zei: ‘Je moet doorgaan.’ In juni hakte Céline van Gerner de knoop door. Sinds vier weken is de turnster weer volop in training.
Ze is heel blij met haar beslissing haar turncarrière weer op te pakken. Of klinkt dat raar? ‘Nee, hoor. Ik ben heel blij. Ik vind het heel leuk om weer dagelijks in de zaal in Heerenveen te zijn. Het voelt aan de ene kant als thuiskomen en aan de andere kant toch ook als een nieuw begin. Ik ben energiek en fit. Ja, als herboren eigenlijk. Zo voelt het.’ Van Gerner is rustig aan het opbouwen. Vijf keer per week traint ze drie uur onder leiding van José van der Veen en Vincent Wevers.
Na de Olympische Spelen in Rio de Janeiro, augustus 2016, zat de 22-jarige turnster uit Emmeloord in een spagaat: doorgaan of stoppen. Fysiek ongemak speelde Van Gerner parten en ze kon terugkijken op een mooie loopbaan. Andere uitdagingen lonkten, al wist ze niet precies hoe de nabije toekomst er zou uitzien. ‘Het eerste half jaar na de spelen was ik druk met shows, clinics en presentaties. Ik stond er blanco in; misschien was het tijd voor iets anders.’
Supersterk zijn
Ze besloot toneellessen te volgen en verzorgde ondertussen trainingen bij boutique club D-PT in haar woonplaats. Daar bleef ze ook krachttrainingen doen vanwege dat stemmetje. ‘Ik wilde niet helemaal naar nul terugvallen. Als ik terug wilde komen, moest ik wel supersterk zijn. Nee, die gedachte is nooit helemaal uit mijn hoofd geweest.’ Van Gerner kwam nog af en toe in Heerenveen, in de zo vertrouwde turnzaal. ‘In juni deed ik een keer een sprong en dat ging zo gemakkelijk, dat ik dacht: ik kan toch niet stoppen?’
Céline van Gerner had de knoop doorgehakt. Haar turncarrière was nog niet voorbij. Gerben Wiersma, de bondscoach met wie ze een hele goede band heeft, juicht haar beslissing toe. ‘Als bondscoach is hij heel blij. Als mijn persoonlijke coach was voor hem elke beslissing van mij goed geweest’, zegt Van Gerner. Ze wil naar het EK landenteams, volgend jaar augustus in Glasgow, en naar de Olympische Spelen in 2020 in Tokyo. ‘Als ik het fysiek trek, wil ik naar de spelen in Japan. Ik ken mezelf. Dat wil ik gewoon.’
In haar lange carrière had ze veel last van fysieke malheur, maar de sabbatical van een jaar heeft Van Gerner meer dan goed gedaan. ‘Dat jaar heeft me vooral geleerd, dat rust voor mij echt goed heeft gewerkt. Ik had niet veel vertrouwen meer in mijn lichaam na blessures aan mijn rug, enkels, kuiten en achillespezen.’ Op de spelen in Rio was ze fysiek lang niet op haar top. ‘Toen ik me gekwalificeerd had, was ik fit, maar vlak voor vertrek kreeg ik steeds meer last van mijn achillespees en in Rio is het helemaal misgegaan. Daar heb ik lang van gebaald.’
Nieuwe talenten
Nu staat Céline van Gerner er fysiek misschien wel beter voor dan in jaren het geval was. Het turnen staat echter niet stil (‘de waardes van elementen op balk zijn helemaal over de kop’) en dat geldt ook voor de concurrentie. Nieuwe talenten dienen zich aan (‘Naomi Visser gaat hoge ogen gooien’) en de turnploeg voor de spelen in Tokyo bestaat uit vier in plaats van vijf turnsters. Dus getalsmatig minder kans om je in de olympische ploeg te turnen. Van Gerner: ‘Maar ik heb veel levens- en turnervaring en dat is in mijn voordeel.’
Voorlopig ligt de focus op de opbouw van de training richting 25 uur per week, wat Céline van Gerner in haar hoogtijdagen gewend was. ‘Ik kan nu wel tien keer per week trainen, maar dat is niet effectief. Kunnen mijn spieren nog niet aan.’ Ze heeft vertrouwen, in zichzelf en in haar lichaam. Tevreden: ‘Ik ben supersterk geworden.’ In december wordt ze 23. ‘De leeftijdsgrens in het turnen schuift op. Ik ben geen uitzondering. Je ziet steeds meer dames dan meisjes in het turnen. Een mooie ontwikkeling.’
Harry de Ridder